Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Gij, die op witte [20]ezelinnen rijdt, gij, die [21]aan het gerichte zit, en gij, die over [22]weg wandelt, [23]spreekt er van! 20. Gelijk grote en aanzienlijke lieden gewoon waren te doen. Zie onder, hfdst.10 vs.4, en hfdst.12 vs.14. 21. Anders, die gij aan Middin woont; verstaande een plaats, waar des vijands aanstoot meest gevallen is. Zie Joz.15:61. 22. Zie vs.6. 23. Anders, denkt, peinst er aan.